Vorig jaar hielden we een brede bevraging bij de inwoners van de Scheldevallei. Er bereikte ons heel wat positieve input, maar ook een aantal vragen, opmerkingen en bezorgdheden. Via deze weg willen we hierop een antwoord bieden. We behandelen in aparte artikels de diverse thema's:

Landbouw onder druk?

In onze bevraging kregen we heel wat vragen over de verhouding tussen een nationaal park en landbouw. We merken ook dat er toch wel wat onwaarheden de ronde doen. We hopen hier een aantal zaken recht te trekken en een juiste weergave te geven van onze verhouding met landbouw.

  • In een Nationaal Park is er geen plaats voor landbouw, terwijl landbouw toch ook natuur is. Waarom moeten de landbouwers hun percelen dan afgeven voor een Nationaal Park?
  • Vlaanderen moet in eerste instantie de landbouw op handen dragen ... Landbouwers zijn essentieel in de voedselvoorziening. Import is nefast voor het milieu. Lokale teelt wordt door nationale parken bedreigd. Welke kostbare landbouwgrond zal hiervoor moeten opgeofferd worden?
  • Het is niet dat door die extra gronden plots meer bezoekers zullen langskomen of het uitzicht van het Nationaal Park zal verbeteren. Landbouwers vormen al honderden jaren een onderdeel van dit gebied, zonder dat de natuur hier door aangetast wordt. Waarom deze plots wegjagen?
Hooilanden in de Scherenmeersen c Yves Adams

Wel plaats voor landbouw

Hoewel er heel veel verschillende soorten Nationale Parken zijn afhankelijk van de lokale situatie is er internationaal wel een algemeen definitie opgesteld:

Een Nationaal Park is een park waarbinnen de bescherming van de natuur op de eerste plaats komt, zij het vrijwel altijd in afstemming op menselijke activiteiten (met name recreatie, vaak ook bosbouw, landbouw, jacht en visserij, soms mijnbouw) in en rond het Nationaal Park.

Dit ontkracht al onmiddellijk de stelling dat er geen plaats is voor landbouw in een Nationaal Park. De Engelse Nationale Parken bijvoorbeeld staan gekend voor de landbouw in hun gebieden.

Specifiek voor onze eigen Scheldevallei is het zo dat ons Nationaal Park voortvloeit uit de gebiedsgerichte projecten Schelde Sterk Merk en Rivierpark Scheldevallei gecoördineerd vanuit het Regionaal Landschap Schelde-Durme. De regionale landschappen hebben al jaren een sterke affiniteit met de landbouw en werken rond heel wat concrete projecten samen met landbouwers.

Foto: Hooilanden in de Scherenmeersen (c) Yves Adams, vilda

Boer maait hooiland bij Oude Durme c Yves Adams

Veel overleg

Er is heel wat overleg geweest bij de opmaak van de plannen voor Nationaal Park Scheldevallei. Met de landbouwsector werden drie grote infomomenten (Hamme, Bornem, Dendermonde) georganiseerd in het voorjaar van 2022 om de landbouwers uitleg en inspraak te geven over het project en het te lopen proces. Hier kwamen in totaal 400 mensen naartoe.

Daarnaast werden aparte overlegmomenten met de landbouwers (landbouwraad of een vertegenwoordiging ervan) in Bornem, Puurs-Sint-Amands, Lebbeke, Waasmunster, Dendermonde, Berlare en Laarne belegd. Hierbij werd ingezoomd op de vragen, bezorgdheden en plannen in deze gemeenten.

Boerenbond en Algemeen Boerensyndicaat waren lid van de begeleidingsgroep. Apart overleg werd met hen en de natuurverenigingen georganiseerd om de principeverklaring bij de natuurkernkaart op te stellen.

Tenslotte werden individuele gesprekken gehouden met een 25-tal landbouwers. In deze gesprekken werd gevraagd naar de mogelijke samenwerking en synergie die zij zien binnen hun bedrijf. Ook hun voorstellen zijn meegenomen in de plannen.

Foto: Boer maait hooiland bij de Oude Durme (c) Yves Adams, vilda

Boslandbouw ILVO

Geen gronden afgeven

Geen enkele landbouwer wordt verplicht percelen af te geven voor het Nationaal Park Scheldevallei. Het Nationaal Park is een beleidsuitvoerende instrument dat stimulerende initiatieven neemt rond natuur, erfgoed, toerisme, … en ook klimaatrobuuste landbouw. Nationaal Park Scheldevallei zal ook zelf geen gronden in bezit hebben. We werken enkel samen met de overheden, natuurbeheerders, private eigenaars, ... die in hun bezit natuurgebieden en -domeinen hebben. We gaan dus niet onteigenen!

Ook stelt het Vlaamse decreet (dat de werking van Nationale Parken wettelijk regelt) heel helder dat de erkenning als Nationaal Park geen invloed heeft op private eigendomsrechten, geen bijkomende verplichtingen oplegt, noch voor een herbestemming van gronden zorgt.

De uitbreiding van de natuurkern waar we op 24 jaar naar streven heeft ook niet tot doel meer bezoekers te genereren. Wel natuurkwaliteit te vergroten en robuuster te maken. Dit zal natuurlijk automatisch ook het uitzicht verbeteren. De ambitie binnen het Nationaal Park is om voortbouwend op de bestaande beleidskaders stapsgewijs te groeien. De aangeduide potentiële groei van de natuurkern bestaat uit beslist en bestaand Vlaams natuurbeleid (i.e. VEN-gebied, Habitatgebied en Sigmagebieden met natuurbestemming).

Foto: Boslandbouw (c) ILVO

Sint Onolfspolder c Yves Adams Vilda

Geen landbouwers wegjagen

We willen de landbouwers helemaal niet wegjagen. De landschapsbiografie maakt duidelijk dat landbouwers de Scheldevallei mee gevormd hebben en nog steeds mee vormen. Veel Scheldedorpen of stadjes die nu bestaan, groeiden uit kleine vroegmiddeleeuwse nederzettingen die langs de valleirand ontstonden. Dit zorgde voor een vrij hoge concentratie aan dorpen langs de Schelde en haar bijrivieren. Vanuit deze Scheldedorpen begon de ontginning van de natte valleigronden tot meersen, broeken, polders en schorren. Al deze vormen werden geproduceerd en beheerd door een kleinschalige, maar intensieve landbouwgemeenschap. De lokale landbouwers waren en zijn met andere woorden de makers van dit specifieke valleilandschap dat tot eind 19de eeuw grotendeels hetzelfde bleef. Hoewel grote delen van dit traditionele landbouwlandschap verloren gingen in de 20ste eeuw, zijn bepaalde plaatsen vrij goed bewaard gebleven of in oorspronkelijke staat hersteld. De vloeiweiden, turfputten en oude dijkjes van de Kalkense Meersen, de bedijking van de polders in Moerzeke en Kastel, getijdenmolens, … zijn voorbeelden van cultuurhistorisch relicten van agrarische nijverheid.

Foto: De binnendijkse broeken en meersen werden in de middeleeuwen omgezet tot een polder met smalle en langwerpige percelen die doorsneden werden door tal van beken en sloten om de afwatering te stimuleren. (c) Yves Adams, Vilda

Luchtfoto Kruibeekse Polders aan de Schelde c Yves Adams Vilda

We zien ook koppelkansen in het uitbouwen van een ambitieus landbouwnatuurlandschap waarbij waardevolle fauna verder kan ontwikkelen in de Scheldevallei. Hierbij spelen kleine landschapselementen (wilgen, houtkanten, poelen,…) een onmisbare rol. Tussen de natuurclusters ligt een waardevol openruimte landschap dat bestaat uit een sterke verwevenheid tussen natuur en landbouw. Het inzetten op de verbinding tussen deze natuurclusters zorgt ervoor dat de continuïteit van de Scheldevallei gewaarborgd kan blijven. Houtkanten, bomenrijen en hagen zijn naast de Schelderivier en oeverzones, de belangrijkste reeds aanwezige natuurlijke verbindingen tussen natuurkernen in het landbouwgebied van de Scheldevallei. Ze hebben ook voordelen voor landbouw en natuur. Deze bieden ecosysteemdiensten zoals het voorzien van habitats voor verstuivers van bepaalde type landbouwgewassen. In deze gebieden zal ook prioritair worden ingezet op het incorporeren van landbouw en natuur als deel van de oplossing ter bescherming tegen droogte, waterschaarste en wateroverlast.

Naast de uitbouw en vrijwaren van lineaire houtachtige landschapselementen zijn andere concrete maatregelen het terug meer laten meanderen van waterlopen, aangepast waterpeilbeheer, aangepaste teelten, demping van afwateringskanalen in natuurgebieden, verruwing van het landschap met kleine landschapselementen, .... Het prioritair doel is hier niet om additionele natuurkernzones te creëren, wel om de open ruimte tussen de natuurkernzones te vrijwaren en te versterken tegen klimaatsverandering.

Foto: Kleine landschapselementen in de Kruibeekse Polders, waar al jaren goed wordt samengewerkt tussen natuur en landbouw

Natuur en landbouw niet tegen elkaar opzetten

Zoals reeds hierboven aangehaald wordt er door het Nationaal Park geen landbouwgrond afgenomen. Samen met de natuur- en landbouworganisaties maakte de Vlaamse regering al in 1997 de afspraak om te evolueren naar 750.000 ha agrarisch gebied, 150.000 ha natuurgebied en 53.000 ha bosgebied. Dat kwam neer op een toename met 38.000 ha natuurgebied en 10.000 ha bosgebied en een afname van 56.000 ha landbouwgebied. 26 jaar later staat de teller op +19.500 ha natuurgebied, + 2.700 ha bosgebied, -24.600 ha agrarisch gebied. Dus nog ver van de vooropgestelde doelstellingen. Belangrijk is om aan te stippen dat dit beslist beleid uit 1997 is en dat er toen nog helemaal geen sprake was van Vlaamse Nationale Parken.

In 1997 besliste de Vlaamse regering ook om tegen 2002 het zogenoemde Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) af te bakenen, een verzameling van de belangrijkste stukken natuur in Vlaanderen, waarin de natuurfunctie primeert. Ruim twintig jaar later is dat voor minder dan driekwart van de beloofde 125.000 hectare gebeurd. Er is in Vlaanderen minder natuur dan er (al lang) had moeten zijn, en tegelijk is er een aanzienlijke oppervlakte biologisch waardevol gebied dat weinig bescherming geniet.

Algemeen kunnen we ook stellen dat de natuur in Vlaanderen er redelijk bekaaid vanaf komt met een oppervlakte van 15%, waar het Europees gemiddelde op 42% ligt. Het is niet allemaal kommer en kwel. In ons eigen regio hebben we het Sigmaplan, waarbij de Schelde en haar zijrivieren opnieuw meer ruimte krijgen om te overstromen. Dit is een alom geroemd voorbeeld van hoe klimaatadaptatie en natuurontwikkeling hand in hand kunnen gaan. Leefgebieden werden hersteld en soorten als de boomkikker of de kluut gingen erop vooruit.

De open ruimte staat onder druk en de spanning tussen natuurbehoud en andere noden wordt inderdaad hard gevoeld in Vlaanderen. Vaak zijn er geen gemakkelijke oplossingen. Maar de natuur is echt essentieel voor ons welzijn, onze voeding en als buffer tegen extreem weer.

Natuur en landbouw hoeven hierbij echter niet tegen elkaar worden opgezet. Het inzicht groeit dat we moeten evolueren naar een meer gedifferentieerde landbouw, waarbij landbouwers beter worden vergoed voor de ecosysteemdiensten die ze leveren, zoals landschapsbeheer, waterberging en koolstofopslag. De sleutel ligt bij een goede ruimtelijke ordening. We denken hierbij aan een landschap dat bestaat uit drie compartimenten: natuurgebieden, daarrond een buffer met natuurvriendelijke landbouw, en intensieve landbouw verder van kwetsbare natuur. Dat vereist een lange termijn aanpak en visie en vraagt heel veel overleg.

Er is ook nood aan een veerkrachtig voedselbeleid. De landbouwsector staat voor heel wat uitdagingen waaronder klimaatsverandering, de vergrijzing van de sector, een groeiende wereldbevolking en de bedreiging van de biodiversiteit. Na de coronacrisis en door de oorlog in Oekraïne is er een toenemend pleidooi voor voedselsoevereiniteit. Dit betekent dat we zoveel als mogelijk zelfvoorzienend zouden moeten zijn. Verschillende studies tonen echter aan dat dit niet haalbaar en ook niet wenselijk is.

Er is niet alleen niet genoeg grond in Vlaanderen. Het zou ook uiterst inefficiënt zijn moesten we zaken beginnen telen die op onze grond absoluut niet passen. Het heeft bijvoorbeeld geen enkele zin dat wij in Vlaanderen investeren in de teelt van exotisch fruit, als dat elders stukken efficiënter kan.

Ons voedselsysteem is efficiënt omdat we voedsel produceren op die plaatsen die er het meest geschikt voor zijn. De voedselkilometers die dit meebrengt, wegen niet op tegen het voordeel van efficiënt bodemgebruik. Import en export maak onlosmakelijk deel uit van het verhaal. Wanneer we op niveau van de Europese Unie kijken, zien we echter dat we grotendeels zelfvoorzienend zijn. Bovendien exporteren we ook heel wat. Onze ‘zwakte’ zit vooral in de afhankelijkheid van diervoeder. Want ondanks dat 75% van onze landbouwgrond wordt ingenomen voor diervoeder, volstaat dit niet en importeren we nog heel wat. België voert jaarlijks een miljoen ton soja in als veevoeder. Voor deze import is er naar schatting 125% van de totale Vlaamse landbouwgrond nodig in het buitenland. Indien we echt onze autonomie willen vergroten zou dat dus eigenlijk resulteren in een afbouw van de veestapel. Als er gekeken wordt naar de zelfvoorzieningsgraad van vlees in Vlaanderen moeten we ons ook geen grote zorgen maken. We produceren dubbel zoveel vlees dan we zelf consumeren. Zeker bij varkens, daar is een zelfvoorziening van 239 procent. Natuurlijk hebben niet alle voedingsmiddelen zo’n grote marge. De zelfvoorzieningsgraad voor melk en eieren ligt bijvoorbeeld maar rond de 100 procent.

Zelfvoorziening is dus geen groot probleem in Vlaanderen. Ook in de toekomst niet. En ook de import van voeding maakt een logisch onderdeel uit van ons globaal voedselsysteem. Het grootste probleem voor onze landbouwers zijn de prijzen. De prijs van onze landbouwproducten weerspiegelt niet de reële kost, en al zeker niet de milieukosten. Onze inzet rond de promotie van korte keten is dan ook vooral een streven naar een eerlijke prijs.

Onderstaand filmpje toont ook heel eenvoudig en helder aan waar we best streven naar een andere landbouw met een omslag naar meer tuinbouw. Wat meer opbrengt, minder grond nodig heeft en beter doet qua stikstof, klimaat en watergebruik.

Bronnen voor dit laatste onderdeel: VILT - KU Leuven - KNACK